Opdracht 25

1 De kamer ziet er rommelig uit.
2 ‘Hier woon ik’, of ‘Dit is mijn deur’.
3 De kamer van Estelle lijkt klein te zijn, met twee bedden en vol met spullen.
4 Ze vind haar kamer leuk. Zij lijkt er blij mee te zijn.
5 Ze vindt het mooi.
6 Waar hij woont.

Maak jouw eigen website met JouwWeb